Geen klinisch voordeel toevoeging buprenorphine aan femoraal blok bij totale knieprothese

Bij patiënten die totale knie arthroplastiek ondergaan volgens het zogenaamde ‘fast track’ protocol, levert het geen klinisch voordeel op om buprenorphine toe te voegen aan een femoraal blok. Dat blijkt uit onderzoek van onder meer PA Harry Zonneveldt, verbonden aan het Westfriesgasthuis. Het toevoegen van buprenorphine zorgde niet voor een verlenging van de analgesie (pijnstilling).

Zonneveldt en collega’s voerden een prospectieve, gerandomiseerde trial uit naar de effecten van het toevoegen van buprenorphine en publiceerden hun bevindingen in het tijdschrift Medicine. Doel was om te onderzoeken of toevoeging van buprenorphine de analgesie zou verlengen. De behandelgroep kreeg een femoraal blok toegediend van 0.2% ropivacaine en 0.3 mg buprenorphine, terwijl de ene controlegroep alleen maar 0.2% ropivacaine ontving. De andere controlegroep ontving daarbovenop 0.3 mg buprenorphine, maar dan subcutaan geïnjecteerd, in plaats van rond de nervus femoralis.

Primaire uitkomstmaat was de tijd tot reddings-analgesie, hierin werd geen verschil gevonden. Ook leidde het toevoegen van buprenorphine niet tot een significante verandering in de pijnbeleving of de mobilisatie van de patiënt. Zonneveldt en collega’s concluderen dat toevoeging van buprenorphine bij een totale knie atroplastiek in de setting van een ‘fast track’ protocol niet zorgt voor een verlenging van de analgesie.

Bron: Van Beek, R, Zonneveldt HJ et al. Medicine (2017) 96:27(e7393)

Dit artikel is verschenen in MPA, vakblad voor Physician Assistants